Fokken
In de vrije natuur kregen chinchilla’s maar één keer per jaar jongen. In onze houderij is dat overigens ook het geval. Omdat wij niet verwarmen of manipuleren met licht, paren de chinchilla’s instinctief rond januari / februari, en worden bij ons de meeste jongen in mei / juni geboren. De vrouwtjes krijgen dus maar 1 nestje per jaar, wat overigens beter voor de vrouwtjes is, omdat ze steeds een langere herstelperiode hebben na een zwangerschap. In de vrije natuur valt de paringstijd in de late herfst zodat de jongen, na een dracht van ongeveer 111 dagen, in de lente geboren worden. Meestal komen er niet meer dan één à twee jongen ter wereld. Het fokken met chinchilla’s is beslist niet makkelijk en vereist de nodige kennis. Deze kennis doet u het beste op bij ervaren fokkers. Wanneer u graag chinchilla’s als gezelschapsdieren wilt houden is het raadzaam 2 mannetjes of 2 vrouwtjes aan te schaffen, en het fokken achterwege te laten. Het zal namelijk steeds lastiger worden goede tehuisjes te vinden voor alle jongen die geboren worden. Bovendien kunnen er tijdens de voortplanting complicaties of problemen optreden die u niet krijgt wanneer u bijvoorbeeld 2 mannetjes samen houdt. Ook kunnen zwangere vrouwtjes erg humeurig worden en zelfs bijten. Als u de jongen toch wilt houden, moet u zich realiseren dat ze niet altijd bij hun ouders kunnen blijven. Een oplossing kan zijn een van de ouders, bijvoorbeeld de moeder, samen met haar dochters in 1 kooi te huisvesten. Vader en zoons kunt u dan in een andere kooi onderbrengen. Een castratie kan ook een perfecte oplossing zijn om bepaalde dieren toch bij elkaar te kunnen houden.
Maak het verblijf niet te hoog als u jongen verwacht. Een pasgeboren baby.
Inteelt
Bij het fokken van chinchilla’s wordt inteelt gebruikt (in het buitenland) om gewenste uiterlijke eigenschappen (bijvoorbeeld een extra donkere kleur) te behouden en te versterken. Wanneer in een dier een eigenschap als wenselijk beschouwd wordt, wordt vaak een dier dat deze eigenschap toont met een naaste verwant (vader/moeder broer/zus) gekruist om in de nakomeling deze eigenschap terug te zien. Aangezien niet alleen de gewenste eigenschap zich manifesteert maar ook negatieve eigenschappen (bijvoorbeeld gebitsproblemen) is het zaak om snel een groot aantal dieren te fokken en strenge selectie uit te voeren op ongewenste eigenschappen. Broer x zus is de ergste vorm van inteelt en geeft in veel gevallen allerlei afwijkingen. In verband met deze negatieve eigenschappen raden wij inteelt bij chinchilla’s ten zeerste af!
Lijnenteelt
Lijnenteelt is een mildere vorm van inteelt waarbij bijvoorbeeld halfbroer x halfzus combinaties worden gemaakt of achterneef x achternicht. Eenmalig een nestje uit een dergelijke combinatie kan bij chinchilla’s op zich geen kwaad indien u met de nakomelingen onverwant verder fokt. Grote bontfokkers in het buitenland echter blijven soms in de lijn fokken om bepaalde eigenschappen zoals een extra donkere kleur te versterken. Ook deze manier van fokken raden wij in verband met eventuele bijkomende negatieve eigenschappen (o.a. gebitsproblemen) ten zeerste af! Indien u dieren aanschaft uit lijnenteelt en hiermee onverwant verder fokt moet u er rekening mee houden dat de nakomelingen minder van kwaliteit en kleur zullen zijn immers de dieren “passen niet bij elkaar”. Vaak zijn de nakomelingen dan lichter van kleur en in Duitsland wordt er van “pepper und saltz” gesproken (ongelijkmatige sluier). Wilt u toch fraaie nakomelingen krijgen dan bent u dus helaas genoodzaakt om meerdere dieren bij de betreffende fokker aan te schaffen die enigzins verwant zijn maar nogmaals, om ellende te voorkomen kunt u hier beter niet aan beginnen.
Mocht u van plan zijn een koppeltje chinchilla’s te gaan houden neemt u dan de volgende zaken in acht:
- Fok alleen met gezonde dieren, bepaalde afwijkingen zijn erfelijk en kunnen worden doorgegeven aan de nakomelingen.
- Gebruik uitsluitend dieren die onverwant zijn.
- Schaf dus dieren aan bij een fokker die er verstand van heeft en u adviezen kan geven!
- Bij bepaalde kleurcombinaties is er sprake van de zogenaamde “lethale factor”, dominant gen dat bij verdubbeling zorgt voor spontane abortussen, doodgeboorten en misvormingen. Dit is het geval bij: Dominant wit x Dominant wit en bij de kleurcombinatie velvet x velvet. Volgens sommige mensen is het goed mogelijk om op grond van de lichaamsbouw van de chinchilla al een indruk te krijgen van het geslacht. Het mannetje is over het algemeen kleiner en is slanker gebouwd, maar de kop is compacter en breder. De verschillende typen die binnen de chinchilla soorten voorkomen kunnen echter voor verwarring zorgen (bv. wanneer het vrouwtje tot het Costina type behoort). Aan de hand van de lichaamsbouw kan men dus niet bepalen of het een mannetje of vrouwtje betreft.
- Zoals bij de meeste knaagdieren kunt u ook bij chinchilla’s het geslachtsverschil zien aan de ruimte die er is tussen de anus en de geslachtsopening (penis of clitoris). Die afstand is bij mannetjes veel groter dan bij vrouwtjes. Bij een vrouwtje zitten de anus en de clitoris tegen elkaar aan. Bij een volwassen mannetje zit er 1 – 1,5 cm. ruimte tussen de anus en de penis. Bij jonge mannetjes is de ruimte tussen de genitaal opening en de anus uiteraard kleiner, namelijk 3-4 mm. Mocht er dan nog twijfel bestaan dan kan geprobeerd worden de penis uit te schachten, door lichte druk op de onderbuik uit te oefenen. Bij een chinchilla-vrouwtje in oestrus (paringsbereid) is het sexen minder moeilijk omdat in dat geval de vagina open staat.
- Een chinchilla kan door ervaren personen al vanaf de eerste levensdag gesexd worden. Om met chinchilla’s te kunnen fokken moeten we natuurlijk eerst zeker weten dat we met een mannetje en een vrouwtje te maken hebben. Bij chinchilla’s is het verschil tussen de beide seksen normaal gesproken namelijk niet gemakkelijk te zien. Daarvoor moet u de dieren grondig onder de staart kijken. Niettemin is het sexen van chinchilla’s ook op latere leeftijd nog lastig omdat de clitoris van het vrouwtje naar verhouding vrij groot is en dus voor een penis kan worden aangezien. Daarbij komt nog dat de balletjes van het mannetje inguinaal liggen en de vagina van het vrouwtje buiten de oestrus dicht zit met een vaginale membraan zodat die vrijwel niet zichtbaar is.
- Dropping: In de natuur komt dit fenomeen niet voor. De reden waarom is omdat pasgeboren baby’s in het wild onder of vlak bij hun moeders verblijven in grotten en holen. Chinchilla-baby’s in het wild hoeven geen sprongen te maken! De hoogte van het verblijf is zeer bepalend, aangezien al een paar uur na de geboorte de baby’s instinctief hun moeder overal volgen. Na het zogen van de baby’s zal de moeder haar rust zoeken op het hoogste punt binnen het verblijf waarna de jongen instinctief omhoogklimmen om bij de moeder te komen. De baby’s klimmen al na een paar uur tot in de nok van het verblijf en vallen vervolgens naar beneden. Met mogelijk fatale afloop, of (ernstig) letsel.
Volwassen bokje; er zit veel ruimte tussen de anus en de penis. | Volwassen vrouwtje; er zit geen ruimte tussen de anus en de plasbuis. |
Bronst
De meest makkelijke manier om te fokken met chinchilla’s is door het houden van koppels. Het vrouwtje dient dan altijd bij het mannetje te worden geplaatst en niet andersom. Hij kent zijn kooi immers goed en moet, indien nodig, snel een vluchtweg kunnen vinden. Vrouwtjes kunnen agressief naar een mannetje toe reageren. Bovendien dient het vrouwtje minimaal 8 maanden oud te zijn, anders zal zij te vroeg worden gedekt wat vaak een miskraam tot gevolg heeft. Wanneer een mannetje en vrouwtje aan elkaar gewend zijn zullen zij niet meer gaan vechten en kunnen zij levenslang samen blijven, ook wanneer er jongen geboren zijn. Het mannetje zorgt mee bij de opvoeding van de baby’s. Eens per maand (drie tot vier dagen) zal het vrouwtje bronstig worden en een bronstpropje verliezen (aan het begin van de oestrus). Dit is een wasachtige prop van 2,5 tot 3 centimeter. Deze prop is echter niet terug te vinden in het zaagsel, zodat de bronst soms moeilijk vast te stellen is. Tijdens de oestrus is het normaal dat de vagina open staat. In sommige gevallen zijn de bronsttijden onregelmatig en vaak wordt er een bronst overgeslagen. Chinchillavrouwtjes staan een dekking alleen toe wanneer ze bronstig, dus paringsbereid en vruchtbaar zijn. Hierbij speelt geur een belangrijke rol: het mannetje kan ruiken of een vrouwtje vruchtbaar is. De eerste bronst van een jong vrouwtje vindt plaats op een leeftijd van ongeveer vijf maanden, maar dit is te jong om haar al op deze leeftijd te laten dekken.
Een vijfling is uiterst zeldzaam bij chinchilla’s. |
Paring, zwangerschap en geboorte
Het mannetje blijft achter het vrouwtje aanjagen totdat hij haar kan dekken. De paring wordt meerdere keren herhaald. Enige tijd na de dekking verliest zij een dekprop, die iets groter is dan de oestrusprop (een witte, wasachtige prop). Deze dekkingsprop is 4 centimeter en bestaat uit ingedroogd slijm en sperma. De draagtijd duurt 111 dagen. Een dik chinchillavrouwtje, dat op haar zij slaapt, is waarschijnlijk zwanger. Bij sommige vrouwtjes is nauwelijks te zien dat ze drachtig zijn, andere vrouwtjes worden echt kogelrond. Tijdens de laatste weken van de dracht slaapt ze vaak op haar zij. Vlak voor de bevalling wordt het vrouwtje erg onrustig. De meeste geboorten vinden plaats in de ochtend, na ongeveer een half uur weeën. De bevalling zelf verloopt meestal zonder problemen. De meeste chinchilla’s krijgen 1 of 2 jongen, een vierling is zeldzaam. Gemiddeld krijgen vrouwtjes 2 jongen per jaar. Soms slaan vrouwtjes een jaar over. Na de geboorte zullen de jongen al snel de ogen openen en op zoek gaan naar de tepels van de moeder. Een chinchilla-vrouwtje heeft aan weerszijden 3 tepels. Helaas zijn er vaak maar 2 tepels die voldoende melk geven. Chinchilla’s zijn dus echte nestvlieders. De moedermelk levert belangrijke afweerstoffen. De jongen komen behaard (en met open ogen en oren) ter wereld en kunnen in principe meteen lopen en klimmen! Daarna groeien de diertjes in razend tempo op. Na ongeveer 10 dagen gaan de jongen zelfstandig water drinken en na 3-4 weken eten ze sprietjes hooi en pellets. Na één tot twee weken zitten ze vaak al boven in de kooi.
Dekprop
Nestkastjes
Indien er baby-chinchilla’s verwacht worden mag er nooit een nestkastje bovenin de kooi zitten. Wanneer het nestkastje hoog in de kooi zit, zullen de jongen er na de geboorte uitlopen en meteen een flinke val naar beneden maken, waarbij ze vaak hun rug breken of zelfs doodgaan. Ook bestaat er een grote kans dat de jongen stikken, omdat het veel te benauwd is in het nestkastje. Wanneer het in de zomer warm is kan eveneens de moeder bezwijken in het snikhete kastje. Zoals gezegd zijn chinchilla’s nestvlieders, die zich vrijwel direct zelf kunnen redden. In de vrije natuur worden chinchilla’s geboren in grotten of rotsspleten. Wanneer er een nestkastje in het verblijf aanwezig is zal het vrouwtje er zeker gebruik van maken. De bevalling voltrekt zich dus buiten uw gezichtsveld en u kunt de pasgeboren dieren niet meteen controleren. De jongen zullen minder snel en onbevangen de omgeving verkennen. Vaak zoeken ze bij de minste of geringste beweging al beschutting in het kastje. Ook kan het nestkastje een twistappel worden tussen de volwassen chinchilla’s. Wel vindt het vrouwtje het prettig om zich wat te verschuilen tijdens de bevalling. Dit kan prima met een laaghangende plank of een open “wilgenbrug”.
Pas na 8 tot 9 weken kunnen de jongen worden verspeend, sommige baby’s hebben langer nodig. (koop daarom nooit een chinchilla dat nog te jong is!), en komen ze dus apart te zitten van hun ouders. Doet u dit niet dan kunnen de dochters al vanaf 4 maanden worden gedekt door hun vader of broer, wat uiteraard nooit de bedoeling mag zijn. U zult dus moeten zorgen voor voldoende kooien, want ook broer en zus kunnen niet bij elkaar blijven. Dit is de ergste vorm van inteelt (immers, broer en zus zijn genetisch gelijk) en geeft allerlei complicaties. De jongen die uit inteelt worden geboren zullen steeds kleiner en zwakker worden, om nog maar niet te spreken over gebitsproblemen of hartafwijkingen. Uiteindelijk komen er ook minder jongen ter wereld, vaak met aangeboren afwijkingen.
1 bokje met 2 vrouwtjes: Deze manier van reproductie kan niet worden afgeraden, maar ook niet sterk worden aangeraden. Houdt u rekening met de volgende zaken: In vrijwel alle gevallen gaat dit goed als u gebruik maakt van twee zussen, of met moeder en dochter. Het is bijzonder om te zien hoe de vrouwtjes elkaar helpen met de jongen. De twee vrouwtjes zitten dan vaak naast elkaar met alle baby’s onder en naast hen. Kiest u voor twee onverwante vrouwtjes dan is het belangrijk om de eerste keer dat er jongen zijn de situatie goed in de gaten te houden. Mogelijk kunnen de volgende problemen ontstaan: Soort van “jaloezie” tussen de vrouwtjes op het moment dat een van de vrouwtjes bronstig is. Of het “afpakken” van de baby’s door het andere vrouwtje (die overigens wel hoogzwanger is maar nog geen melkgift heeft). Of een vechtpartij tussen de twee vrouwtjes op het moment dat een van de twee vrouwtjes net bevallen is. Of het aanvallen van de jongen (meestal vanaf 6 weken oud) van moeder A door moeder B, op het moment dat moeder B net bevallen is (“mijn melk mag niet naar die grote sterke jongen gaan”). Een klein groepje is zeker de moeite waard om te proberen want als het goed gaat is het heel fijn dat de moeders samen hun kroost grootbrengen. We willen slechts waarschuwen dat u in het geval van twee onverwante vrouwtjes, extra waakzaam moet zijn. Nogmaals, het fokken met chinchilla’s is beslist niet makkelijk. U dient vooraf de benodigde kennis op te doen bij ervaren chinchilla-fokkers.